2012-08-18
DONS
5.
’t Papier dat voor je ligt:
beslagen spiegel. Schrijvend
verschijn jij in het zicht.
Omtrekken, stukken lijf en
een oog, een hand, geslacht.
Om aan te wennen of
juist niet. Jij in je macht
of aan je lot. Alsof…
Maar je ontdekt, herkent
je, ja, jij! in een lied.
En dat je ritme bent
- nee, rijm nog lange niet.
Maar beeld! Beelden te veel:
het ene rent het andere
omver. En jij steeds deel,
nee, niets aan te veranderen.
Jij blijft altijd in beeld.
Maar welke rol je speelt?
Je schrijft. Je stelt, beweert.
In de diaspora
die steeds weer je verteert
lees je jezelf maar na.
> terug naar begin
|