1990-09-01
PIM
HOOFDSTUK 2
2.1
De adjudant staart door de ruiten Met kennelijk minder aandacht voor Het lijk dan voor de bomen buiten. De schouwarts bergt zijn toebehoor Weer op en zegt: “Wat zal ik zeggen? Een ieder zou het loodje leggen Bij zo een schot van zo dichtbij. Een snelle dood! Daar zou ik mij Op zo’n moment geluk mee wensen! ’t Tijdstip, schat ik, een uur of tien, Halfelf wellicht, maar niet nadien. Dat was het dan. Tot ziens weer, mensen!” Hij wuift met schoongeveegde hand Nog even naar de adjudant.
2.2
Van Dijk van Ernstige Delicten Bekijkt zijn negentigste lijk En denkt: “In hemelsnaam, wat flikte Die yup hier dat hij tegelijk Geld en zijn leven moest verliezen? Drugs? Vrouwen? Gokken? ‘k Kan nog kiezen.” Van daders schemert toch al iel In zijn gedachten een profiel. De bel komt wreed zijn denkwerk storen En binnen stormt als een harpij Om zich te storten aan de zij Van ’t lijk een vrouw die plompverloren In wenen uitbarst om het lot Van Huug, dit stoffelijk overschot.
2.3
“Mevrouw,” Van Dijk zoekt niet naar woorden, “Houdt alstublieft uw vingers thuis! In het belang van de vermoorde: Zorg dat u niet ons werk doorkruist!” Van onder de baretrand blikken Twee ogen die in tranen stikken Fluwelig zwart naar hem omhoog. Ach, ’t hoeft voor hem ook geen betoog Dat uit die aubergine lippen, Die amberen boezem, vol en zwaar, Nu wel gekerm, gejammer, maar Geen enkel zinnig woord kan glippen. Dus wijdt hij zich voor dit moment Aan haar markant signalement.
2.4
Haar lichaam stamde uit de tropen, Haar kleding uit de P.C. Hooft. Natuur of mode, ik laat open Wie zich het meest had uitgesloofd. Maar voor Van Dijk ’t kan registreren Komt een agent hem rapporteren Wat hij juist in de keuken vond. “Een ogenblik, ik kom terstond.” “Mevrouw,” hij wendt zich tot de dame, Maar zij blijkt in dit kort moment De kamer te zijn uitgerend. “Haar achterna!” Van Dijk spurt samen Met de agent mee naar de straat, Maar buiten komen zij te laat.
2.5
Als van de aardbodem verdwenen In het druk winkelend publiek. “Nou, die nam bliksemsnel de benen!” Zegt de agent vrij laconiek. Van Dijk kan slechts die meute mensen Hartgrondig naar de duivel wensen. Dat defilé van fijne smaak! Mooi afgetrokken voor de zaak Als kosten voor ’t representeren! Zo profiteren ze ervan! Ik, als modaal politieman Moet heel wat meer daarvoor presteren! Pas binnen weer meer in zijn hum: Daar hangt nog steeds haar wild parfum.
2.6
Na haar vertrek lijkt het er leger. Verbeeldt hij het zich maar of is ‘t Zijn oude speurneus die ter deeg’ er Nu lucht van heeft dat er iets mist? Want alles bleef toch bij hetzelfde Als voor zij over ’t lijk zich welfde: Het interieur vol art deco, Pc, cd, fax, video, De wand vol kapitale doeken Van kunstenaars van renommee. En stapels Penthouse en H.P. Maar ook nog ouderwetse boeken: Huug bracht verloren tijd graag zoek Boven een veel besproken boek.
2.7
Eerst naar de keuken toe. Tenslotte Heeft daar de agent een vondst gedaan. Die wijst op één der voorraadpotten Die op de eiken schappen staan: “Kijk, adjudant, dit hier. Nu moet je Eens even proeven van dit goedje. ‘k Mag er voor hangen, maar ik noem Dit spul bepaald geen tarwebloem!” Het oordeel laat niet op zich wachten, Van Dijk heeft het al snel gezien: “Coke! Zeker voor een mille of tien! Juist wat we eigenlijk al dachten, Meneer deed kennelijk aan de lijn. Er zal wel meer te vinden zijn!”
2.8
Maar nee, dat valt een beetje tegen. Of was de dader hun al voor? Die heeft gezocht, blijkt allerwegen. De vraag is wel: naar wàt? Geen spoor Wijst verder nog op cocaïne. Naar geld? ’t Bureau is een ruïne, De kluis is leeg: geen ziertje poen. Maar was het daarom dan te doen? Had in die kluis wel geld gelegen? Het lag toch veel meer in Huugs aard Met giro of met creditcard Al zijn betalingen te plegen? (Vooral zo’n kaart: haast achteloos, Maar het gebaar is grandioos!).
2.9
We laten hem maar even zitten Met al die vragen en dat lijk. Ach, om dat alles uit te spitten Zit je wel goed bij die Van Dijk. Zie hem daar kijken door de ruiten, Zijn hoofd al bij zijn volkstuin buiten. Dus lààt hem, ook in deze buurt Die van de mode en cultuur ‘t Moet hebben, zal hij ’t heus wel rooien. Al is de mankracht nooit genoeg, Een goede ondersteuningsploeg Valt hier toch zeker voor te plooien: De combi moord – drugs heeft altijd Publici- dus prioriteit.
>inhoud
|