| 2015-01-20 EEN ZOON BEGRAAFT ZIJN VADER5.1Hij is diezelfde maand begraven
 naast moeder in hetzelfde graf.
 En wij verdeelden wat aan have
 er restte en daarna begaf
 zich ieder aan de bezigheden
 van alledag. Tijd te besteden
 aan uitgebreide rouw ontbrak.
 En de behoefte ook. Daar stak
 niets achter dan het onbewuste
 gevoel dat het zo was als ’t was.
 O ja, heel droef. - En zestig pas!
 - Niet eens! Maar verder slechts berusten.
 Alleen soms de illusie dat
 ik hem zag fietsen door de stad.
 
 5.2
 Zo ging het jarenlang. Verdringen,
 dat gaat vanzelf. Je weet niet dat
 je ’t doet. Kwade herinneringen
 zijn zo weggoochelbaar als wat!
 Al kunnen zo maar uit het niets ze
 door je verbeelding komen fietsen,
 voordat je ze begrijpt, vergeet
 je ze alweer. Direkt. Compleet.
 Zó willig meegevoerd, verslonden
 door dromen, driften, dagelijks doen
 dat zelfs mijn dode ouders toen
 domweg voor mij niet meer bestonden.
 Want ja, Jíj leeft. En zíj, zij niet.
 Jij, letterlijk een stuk verdriet.
 5.3Elf jaar - en veel méér – later waren
 mijn vrouw en ik op terugreis van
 het overlijden van haar vader,
 toen plotseling alles boven kwam.
 Een eeuwen uitgestelde woede
 brak in mij baan, een diep gevoede
 rancune over hoe ’t toen ging:
 mijn zwakheid en vernedering,
 ’t verwijt dat hij mij feitelijk maakte.
 Herinnering riep herinnering op.
 Ik raasde door, geen rem, non stop,
 waarbij ik dus compleet verzaakte
 te denken aan mijn vrouw en wat
 zij juist die dag verloren had.
 
 5.4
 Gewoon heel bot egocentrisme.
 ten koste van mijn vrouw die dat
 moment terecht ’t vermogen miste
 mij in mijn woede over wat
 ik jarenlang toch had verzwegen,
 te volgen. Ongepast bejegend.
 En op een rancuneuze toon.
 Niet fraai. Maar wel buitengewoon
 belangrijk. Want emanciperen.
 Ja, eindelijk mij onbeschaamd
 en openlijk van hem ontdaan.
 Het kostte tijd om dat te leren.
 Maar steeds als hij ter sprake kwam,
 stond ik weer klaar. In vuur en vlam.
   > inhoud 
 
 |