|
1990-09-01
PIM
HOOFDSTUK 11
11.1
Baars was nog steeds aan het studeren Op het plafond van ’t AMC Tja, levendig communiceren, Dat hoorde niet bij zijn métier. Zo roerloos als Venus van Milo Lag daar zijn honderd twintig kilo, ’t Gemis van haar bevalligheid Vergoedend door volledigheid. Al lag hij daar nog wel in brokken Los-vast verbonden met elkaar, Hij zou toch zeker binnen ’t jaar Weer door het Bosplan kunnen joggen En tegelijk met goed fatsoen Weer krachtsporttraining kunnen doen.
11.2
Maar ja, nù lag hij nog voor Pampus, Een soort Klein Zwitserland van gips. Al had zijn stem al weer wat schampers, Zijn oogopslag was nogal pips Toen de adjudant met onverkapte Verheuging bij hem binnenstapte: “Ik wou eens horen hoe het staat Met onze a.s. bajesmaat En ook hoe het nu toegegaan is Toen jij – soms uit je hum geraakt? – Die lieve Huug hebt koud gemaakt.” Van Dijk die hield wel van chicanes. Helaas bezat de man in bed Niet het gelijk gevoel voor pret.
11.3
Want daar komt alles in beweging, Zo heftig schudt de zieke nee, Het dek tot schrik van de verpleging Een schotsenrijke Witte Zee, Waaruit een oerkreet lijkt te klinken Van iemand bezig te verdrinken. “Mijn Jopie heeft in zijn bestaan Zelfs nog geen vlieg ooit kwaad gedaan!” Van Dijk, verbaasd, kijkt naar beneden. “Men heeft alleen in deze stad Altijd de pik op hem gehad!” Van naast het bed naar voor getreden Staat daar voor hem – héél klein – een vrouw. Haar blik zegt duidelijk: “’k Lust je rauw!”
11.4
“Ach”, zegt Van Dijk, “om zelf te praten Is hij toch oud en wijs genoeg. ’t Is beter ons alleen te laten, Uw inbreng komt nog wat te vroeg.” “Te vroeg???!”’t Lijkt of ze zonder horten Zich boven op hem wil gaan storten. Gelukkig staat op dat moment Vlak naast Van Dijk een jong agent Van plichtsbesef en vlijt te blaken. Die springt naar voren, onversaagd En krijgt dus prompt de volle laag. Die zal nog wel promotie maken, Straks, als – zoals de lezer snapt – Hij weer geheel is opgeknapt.
11.5
Baars’ moeder blijft intussen tieren, Van elke overreding wars, Soms uithalend in lange gieren Hoe Jopie thuis, in de Bloemdwars, Door elk op handen werd gedragen, Hoe vaak ze hem niet komen vragen Als iets voor kinderen moet gedaan…. Van Dijk blijft thans getroffen staan, Bloemdwarsstraat….. Hij vervalt in peinzen Alsof hij zich heeft losgescheurd Van wat er om hem heen gebeurd. Hij kan zelfs geen interesse veinzen Als ’t vrouwmens, schreeuwend “schurk”en “ploert”, Gevankelijk wordt afgevoerd.
11.6
’t Verhaal van Baars is te voorspellen: Hij is onschuldig als een lam. Die zaterdag kwam Smit hem bellen Dat Huug die kidnap ondernam Waardoor de seksclub zijn exquise Suntan surprise moest verliezen. Smits opdracht was rechttoe – rechtaan Bij Huug thuis op bezoek te gaan. Baars kon op zijn gemak daar kijken: Huug was niet thuis. De vrijdagnacht Werd doorgaans elders doorgebracht. Wat hing daar in de hal te prijken? Baars’ bloeddruk was meteen op peil: Anita’s beeltenis botergeil.
11.7
De rest, dat was gewoon routine. Secuur doorzocht hij heel de flat. Het geld, een lijntje cocaïne, Maar verder was de opbrengst pet. Op het portret na niets te vinden Van haar, zijn vroegere beminde: Geen snipper zelfs maar met haar naam. Hij belde daarom daarvandaan Naar Smit om dit te rapporteren En kreeg zo prompt van deze dus De opdracht voor een nieuwe klus: Van Klaveren eens te vereren Met een bezoek. Die immers was De maker van haar nieuwe pas.
11.8 “Hoe wist Smit dat?” “Ik zou ’t niet weten. Alleen: Smit is niet infantiel. Die zou bijvoorbeeld nooit vergeten Dat Huug hem zeker dertien mille Nog schuldig was. Hij zal wel balen Nu hij dat bij een lijk moet halen. ’t Zal me benieuwen of hij ’t krijgt….” Hij kijkt Van Dijk aan, maar die zwijgt. Die denkt intussen wel het zijne. “Ik dus naar Thijs, die ouwe boef. Dat was geen zware klus. Ik hoef- de daar alleen maar te verschijnen Of men begreep het: in die tent Ben ik langer dan vandaag bekend.”
11.9
“Thijs wist van niks. Dat was wel zeker. Die zorgde voor die valse pas En verder zat die money maker Tevreden bij zijn borrelglas.” “Maar”, vraagt Van Dijk, “op wat voor wijze Verkreeg jij toen al die bewijzen?” “Ik heb, zo goed als ik ’t vermocht ’t Indringend, vriendelijk verzocht. Ik heb hem echt niet hoeven dreigen.” “Die dag kreeg Thijs wel al met al Een dodelijke hartaanval!” De berg van gips verzinkt in zwijgen. Die oppermajesteit: de dood Is ook voor Jopie Baars te groot.
>inhoud
|
|
|