2012-03-16
RAPSODIE 5
-
Het meest misbruikte Nederlandse woord
is zijn. Want tussen was en zal is maar
één tel en hoe vaak ook een ongehoord
subliem moment, toch maar slechts zelden waar.
Ons leven is proces, is tijd die haast
onmerkbaar langs ons glijdt; onmerkbaarheid
die ons tot het idee verleidt, helaas,
dat ons is langer is, ja eeuwigheid.
Maar ook als wij verandering ervaren,
ja lijfelijk als tsoenami ondergaan,
dan grijpen we die boei om de gevaren
die kennelijk ons bedreigen te doorstaan:
de wereld moet toch overzichtelijk blijven!
Te bont kan niemand aan. Daarom zwart-wit:
wij hier, zij daar, goed scherp van kwaad gescheiden.
Je ziet de trein niet waar je zelf in zit.
De Nederlander van vandaag is niet
van gisteren. En die van gisteren
niet van vandaag. Wie even nadenkt, ziet
dat ook wel in.
Maar ja, dan dist er een
politicus een sprookje op dat past
bij alle onvree die al in mij gist
en ik roep, mij geroepen voelend: barst!
Mijn volk, mijn stem, dat wat ik voel beslist!
Mijn recht! Ik ken het klappen van de zweep!
Het recht van spreken is gestold tot eis.
Die winter heeft ons land vast in zijn greep:
door elke scheve schaats meer van de wijs.
Niet om het spreken. Ieder heeft het recht,
is nodig voor de voortgang van ’t debat.
Maar ja, het meeste dat er wordt gezegd,
dient meer een ander doel: sla anderen plat.
In de discussie hoe we ’t moeten rooien,
wordt het nooit lente, zal het nooit meer dooien.
De mens is niet zo veel. Hij weet dat hij
noodzakelijkerwijs moet verder gaan,
maar met een levensloop van egotripperij
blijft hij toch liever op zijn standpunt staan.
Echt, je zou willen dat het anders was.
Wij zijn…Wij zijn op weg. Wij worden pas.
(24 oktober 2011)
>inhoud
|