2012-03-16
RAPSODIE 5
WAKKER LIGGEN
Mijn vader die aan slapeloosheid leed
- iets dat bepaald in zijn karakter zat -
ging als hij wakker werd of wakker bleef,
staan voor een open raam, maar hopend dat
de nachtkou hem meer slaaplust geven zou.
Ik weet niet of het hielp. Niet echt, denk ik.
Bij hem moest alles snel. Dus wat hij wou
zat hem juist in de weg zo’n ogenblik.
Nu, in gedachten, zie ik hem daar staan.
Een man die graag wat langer was geweest.
Die door het domme leven met een baan
die hem te kort deed kil was afgescheept.
Al heel vroeg grijs. Méér: wit. Een witte kroon.
Daaronder ogen en een mond die wel
op lachen stonden, maar toch nooit gewoon
vol blij. Te vaak bezorgd, Steeds ingesteld
op wat er mis zou kunnen gaan. Steeds weer
die lippen die verstrakten want zich boos
aan ’t maken. Drift , ternauwernood beheerst.
maar wel steeds ingehouden. Rusteloos.
Ik was steeds oorzaak, mikpunt van zijn zorg.
Wat hebben wij wat afgestreden met
elkaar! Verschil in leeftijd, aard stond borg
voor botsing, strijd.
Dat hij is bijgezet
op Zorgvlied is al meer dan veertig jaar
geleden. Daar rust hij nog altijd met
mijn moeder in één graf. Een waardig paar.
Ik zie hem staan: een donker silhouet
voor ’t raam. Mij nu van hem weer zeer bewust.
Vond hij daar ’s nachts – het leven stilgezet –
zo niet de slaap, dan toch voor even rust?
(27 oktober 2011)
>inhoud
|