|
1985-10-14
SEPTEMBER
7.
Aan ’t eind buigt zich de dijk, een watervlakte strekt zich uit tot aan het silhouet der stad. Zij draait zich in het zadel naar haar zusters om en wijst, haar arm half, aarzelend en hulpeloos omhoog. “Och of gij ook op deze dag verstondt wat tot uw vrede dient! De huizen staan er nog voor eeuwig bij en rouwloos overschaduwen de bomen nog de gracht, alsof het water niet verstijft, de bomen niet verstrammen tot een kruis, de winter over de herinnering, de kern valt weg uit het gevoel en door het holle huis hoor je de stappen van de vreemdeling.”
>inhoud
|
|
|