1990-09-01

PIM

 


Amsterdamse
misdaadroman
in
153
catastrofen



Amsterdam, januari ’89 – mei ’90

INHOUD:

Voorwoord
  1. Het zonlicht scheen door de vitrage 
  2. De adjudant staart door de ruiten 
  3. Oom Huug is dood! Dus Ma in tranen! 
  4. De school dateerde uit de jaren
  5. Moet je begraven of cremeren?
  6. Voordat Van Dijk haar kan bereiken,
  7. Daar zit zij nu dan eindelijk voor ‘m.
  8. “Dat kan niet, adjudant, wij halen
  9. Er zit een man op hem te wachten
10. “Anita! Zuster! “In haar armen
11. Baars was nog steeds aan het studeren
12. “Mag ik van u meneer Van Beren?”
13. Roy Smit van Beeren was die morgen
14. Pim had wel in de rats gezeten
15. Zijn Ma en dominee, die zaten
16. Op school was ’t vol die vrijdagavond.
17. Na alle consternatie zaten
18. Hij was wel lang bij Ans gebleven 

>werk



vorige pagina | volgende pagina
  Website gebouwd door intronet