2007-11-28
DENK MET JE ZINNEN...
24.
De beelden vallen eensklaps op hun plek. De woorden flitsen aan. Verrast ontdek ik in mijn perspectief het lijnenplan van wat ik ooit, vaag, vruchteloos, ver van mijn bed (mijn bed!) tot mij genomen had. De schrijver krabbelt scheef en smal en wat verlegen lachend (Of lijkt dat alsof? Die eigenwijze oogjes!) uit het stof.
En ik herken die Deense dandy die zijn ernst verborgen heeft in ironie. Hij, Socrates en Abraham en Job, de dichter, de risee, afgrond en top, tot in de open moordkuil van zijn leven hoopvol en hopeloos verliefd gebleven. Dat zijn diepzinnigste gevoeligheid bot, onverbiddelijk tot vertwijfeling leidt, tot keus: óf goed, óf kwaad, weet hij te goed (te vaak daarmee te kwaad). Die sprong: ik moet. Zo komen esthetiek en ethiek met religie op één rij. Tot zelfportret. Zoals God in zijn hartstocht heeft bedoeld toen hij dat wezen schiep, dat hoort, dat voelt, dat ruikt, dat proeft, dat ziet, dat taalt en spreekt en zo van eindig en oneindig weet.
Vervaard alsof het om mijn leven gaat, lees ik met rooie oortjes Kierkegaard.
> inhoud
|