2002-12-20
DE REIS VAN ONS LEVEN
31. Naar Bulgarije
Het verkeer vertoont de rust van zondagochtend en dat blijft zo tot aan Edirne. Daar moeten we natuurlijk stoppen om nog weer eens een blik op en in de Selimiye-moskee te werpen, het grootste bouwwerk dat Sinan heeft nagelaten. Het heeft een heel bijzonder achthoekig grondplan. Ons bezoek valt ons tegen. Dadelijk bij het uitstappen opdringerige bedelaars om ons heen en de parkeerwacht vraagt ons € 5, terwijl op zijn kaartje blijkt te staan dat parkeren één miljoen lira kost (= € 0,67). Gelukkig hebben wij nog lirabiljetten. De moskee is natuurlijk schitterend, maar doet me ook nu niet mijn mening veranderen dat de Süleymaniye mooier is. En ja, Edirne is nu eenmaal een wat landerige provinciestad en aan haar charmes, die we bij ons eerder bezoek ontdekten, komen we nu niet toe. Dus wordt sneller dan de bedoeling is de weg naar Bulgarije ingeslagen. Deze grens heeft aan beide zijden weer een bijzondere versie van douanefolklore. Bij de Turken worden we naar een vroeger poortje teruggestuurd om een volstrekt onbegrijpelijke handtekening op een aan ons uitgereikt document van onbekende strekking te verwerven. De Bulgaren eisen voor tal van diensten contante betaling en verstrekken ons vervolgens een document waarbij ons op het hart wordt gedrukt dit heel zorgvuldig te bewaren omdat anders zware boetes ons wachten bij het verlaten van dit land. Ooit aan de grens geboren en dus altijd begeren om tegen elk behoren de slagboom te passeren. Dat was mijn pech precies: mijn vader was commies, dus ja…of beter: nee. Daar zat ik jaren mee. En nu – reeds lang verweesd – blijft toch een grens passeren - hoe hard je ‘r ook langs racet – nog altijd intrigeren.21
Na een uur rijden we tenslotte Bulgarije binnen dat zich aan ons voordoet als een vriendelijke, weinig opvallende vlakte met bergpartijen in de verte weerszijden. Wel opvallend is het rijgedrag van de bewoners. Rechts inhalen via de vluchtstrook schijnt hier normaal te zijn en we verbazen ons dat de inzittenden van een passerende auto vlak voor de bocht meer aandacht hebben voor het achteropkomende verkeer dan voor de risico’s die je gewoonlijk in zo’n situatie loopt. Gelukkig is vóór Plovdiv het verkeersaanbod gering. En daarna is er op de snelweg genoeg ruimte.
De oude stad van Plovdiv is ons aangeraden als iets heel bijzonders. Hadden we nou maar een gids met een goede plattegrond gehad! Bij onze zoektocht vinden we wel een werkzame giromaat voor de brood- of liever biernodige levs, maar wat we aan oude huizen zien, hoe pittoresk ook, beantwoordt toch niet helemaal aan het ons voorgetoverde beeld. Na een pilsje in een gelegenheid die ook niet helemaal met onze verwachtingen overeenstemt, proberen we de weg naar Sofia te vinden, hetgeen ons ten langen leste lukt.
Na een rit door een berglandschap dat dankzij de dalende zon nu op zijn mooist moet zijn, bereiken we de buitenwijken van Sofia. Daar ligt in een bosrand het kampeerterrein, dat een uitgestorven indruk maakt en gemeten naar het kniehoog gras zijn grootste klandizie dit jaar nog moet krijgen. Gelukkig zijn er wel huisjes, zodat ons besluit snel vast staat. Na ons geïnstalleerd te hebben, rijden we naar het restaurant waarvan de ligging ons door de behulpzame kampleiding is uitgeduid. Het restaurant is snel gevonden, maar we verdwalen op de menukaart, waar alle gerechten slechts in cursief cyrillisch schrift zijn aangegeven. En hadden we nou maar een boekje “Bulgaars op reis” in Amsterdam kunnen vinden! Ons gokwerk wordt door de voortreffelijk Bulgaars sprekende ober echter gehonoreerd met een uitstekende en - zoals achteraf blijkt – ook alleszins betaalbare maaltijd, besproeid met een inheemse wijn van ons onbekende oorsprong, die we ons goed laten smaken.
|