1990-09-01

PIM

HOOFDSTUK 15


15.1

Zijn Ma en dominee, die zaten
- t Leek haast wel op elkanders schoot –
Gezellig samen na te praten
Over het leven na de dood.
Na uren sjouwen, zwoegen, werken
Kwam ’t via Huug zijn whiskymerken
Tot diep spiritueel genot
En ja, dan zit je zo op God.
Van dat er ergens iets moest wezen
Was Ma zo innig overtuigd
Dat, wat de pastor ook getuigt
Van Barthiaanse exegese,
Zij toch in elke bloem en plant
Iets voelt van – zeg maar – hogerhand.


15.2

Zij kan eenvoudig niet geloven
Dat dood zo maar het einde is,
Maar als “deskundige van boven”
Geeft dominee maar droefenis.
Zegt zij wat over zielsverhuizing,
Dan vindt bij hem dat slechts verguizing.
Als christen lijkt – vindt zij beslist –
Hij, godver, meer een atheïst!
Hoe kàn een dóminee dat zeggen?!
Maar ja, hij doet wel vaker raar
En dat verklaart wel wat voor haar.
Maar hoe kan hij het háár uitleggen?
Hij kent het eigen ongemak:
De geest te willig, ’t vlees te zwak.


15.3

Pim keurt hen nauwelijks een blik waardig.
Hij haast zich snel naar de p.c.
Oom Huug vond het altijd wel aardig
Dat hij daarop zijn huiswerk deed.
Een opstel of een werkstuk schrijven
Was met behulp van een paar schijven
Op dat ding in een mum gepiept:
Strak vorm gegeven, fraai getypt.
En de correctheid van zijn spelling
Is ook meteen gegarandeerd.
Iets dat de school zeer hoog waardeert!
’t Bevestigt Hengelaars voorspelling
Dat met wat aandacht, rust (!) vooral
Pim ’t zeker nog ver brengen zal.


15.4

Het apparaat kent geen mysteries
Voor Pim. ’t Is zo gebruiksgereed.
Vanaf de bank roept Ma hysterisch
Wat dat nu moet?! “Ach mens, je weet
Toch dat oom Huug het altijd goed vond!”
Niet dat dat antwoord opgevoed stond,
Maar zij was moe en liet hem maar
Met naar de dominee ’t gebaar
“Dat ze wel aan de gang kon blijven…..!”
Haar arm zakt als vanzelf weer af
De richting uit van de karaf.
Pim ondertussen vindt zijn schrijven:
Hij wist wel waar in Huugs archief
Hij ’t best kon zoeken naar die brief.


15.5

Hier! Juist! Hij kan zich niet vergissen!
Het nummer klopt: “Hi! Beste Roy….”
Een kwestie van eenvoudig wissen
Waardoor de brief aan “oude boy
Eén kleine zinsnee nu moet missen.
Wie zal er later nog naar vissen?
Die brief zal – eenmaal uitgeprint
En ondertekend – ieder blind
Als laatste wil van Huug aanvaarden.
Nou….Ièder? Nee, da’s zeker waar,
Eén uitgezonderd: Hengelaar.
Niet dat dat nù hem zorgen baarde.
De kans dat zij dit integraal
Te zien kreeg, was toch minimaal.


15.6

Huugs ondertekening na te apen
Was echt een fluitje van een cent,
Een nieuwe envelop te kapen
Een kwestie van nog geen moment.
“Dag Ma! Dag eh …. meneer!” Hij jachtte
De trap af zonder af te wachten
Wat nog zijn moeder zeggen wou.
Te bang dat zij toch vragen zou
Wat hij nu weer op die computer
Zo nodig voor school maken moest.
Ten onrechte: ze is weggesoest
Maar toch, al is ze dan wat toeter,
Werktuigelijk legt ze steeds meteen
Die hand weer op zijn eigen been.


15.7

Pim is intussen thuis gekomen
En naar zijn kamer op een draf.
Direct de brief erbij genomen
Want dit karweitje moet echt af
Voordat Van Dijk opnieuw komt vragen
En mogelijk hem door gaat zagen
Op ’t punt van Thijs’ zijn laatste post –
Thijs! Maar die brief die was voor …..’t kost
Wel even moeite om ’t te snappen….
Dan slaat hij zich voor ’t hoofd: “O oen!
Dat je zo stom hebt kunnen doen!”
En vóór hij ’t verder op kan knappen
Hoort hij beneden al de toon
Van de overgaande telefoon.


15.8

’t Is Pa. Nou dat is lang geleden!
Hij heeft pas nu van Huug gehoord
En vraagt Pim naar bijzonderheden:
“Is ’t echt waar dat hij is vermoord?
Waarom? En hoe? Wie is de dader?”
Pim luistert niet lang naar zijn vader:
“Jij!”, roept hij, “jij hebt het gedaan!
“’t Is even stil. Dan, aangedaan:
‘Ach, Pim, hoe kan je dat nu zeggen?”
Maar die kan hierop enkel maar
Met een onhandig, woest gebaar
De hoorn op de haak terug leggen.
Toch duurt het even een moment
Voordat hij weer naar boven rent.


15.9

Weer bezig Huugs brief af te maken,
Hoort hij opnieuw de telefoon.
Wel, Pa kan het maar beter staken
Contact te zoeken met zijn zoon!
Want die gaat mooi niet naar beneden
Totdat hij al zijn werkzaamheden
Definitief heeft afgerond:
Een nieuwe lezer stuit terstond
Op Smits belegen pennenvruchten
Maar vindt in brief noch envelop
Iets van de dertienduizend pop.
Dus Pim heeft nu niets meer te duchten.
Hem rest nog één probleem hooguit:
Hoe geef ik al dat geld nu uit?


15.10

Wanneer hij klaar is, blijft hij even
Nog zitten met het resultaat
In handen, die, hij ziet, gaan beven
Als plots de deurbel overgaat.
Nu rustig! Tel maar alle treden!
De trap aflopen naar beneden
En zonder hoofd als een pioen
Gewoon de voordeur opendoen.
De schim in ’t raampje blijkt Van Beeren,
Die Pim, als hij hem open doet,
Heel vriendelijk, haast voorkomend groet:
“Ik kwam je moeder condoleren
En jou, dat spreekt vanzelf, incluis.
Maar, à propos, is zij wel thuis?”


15.11

“Ach, jammer nou. Na zo veel jaren
Had ik haar graag weer eens ontmoet.
Hoe heeft ze deze schok ervaren?
Houdt ze zich nog een beetje goed?
Nee, ’t valt niet mee. Ik kan het weten:
Ook ik kan Huug maar niet vergeten.
Heb jij niet trouwens nog een brief
Van Huug voor mij? Ach, wees zo lief
En ga hem even voor mij halen…
Wat zeg je? Was dat post voor Thijs?
Ach, maak dat toch je moeder wijs!
Kom Pim! Niet van dat a-sociale!
Die brief is, heus, gegarandeerd
Aan mijn persoon geadresseerd.”


15.12

“Geef hier dat ding! En nu niet zeuren!”
Pim geeft de net gesloten brief
en ziet Smit hem weer openscheuren:
“Hier! Kijk maar! “Hi Roy!” Alsjeblief!”
Nee, Pim gaat echt niet protesteren.
Hij kan die daadkracht wel waarderen,
Vooral als Smit, vóór hij wegstuift,
Hem nog royaal een snip toeschuift.
Zo kon het, lezer, dus gebeuren
Dat de adjudant “Huugs brief” de dag
Daarop bij Smit van Beeren zag.
Wij moeten hierbij wel betreuren
Dat Smit noch Pim werd aangetoond
Dat misdaad feitelijk nimmer loont.

>inhoud



  Website gebouwd door intronet