|
1986-03-01
ALS HET WARE
-
Vroeg wakker worden in de morgen en wakker blijven in gedachten aan de onherroepelijke, maar al te goed herinnerde momenten: lijst van schepen die achter mij verbranden. Vóór mij de stad: een Oeral zonder vrouw, een berg van zwijgend bos. De tijd staat stil en mijn gedachten gaan van kloof naar kloof: galgroene golven tegen ’t kussen aan, een zee waarin ik de ooit gewonnen grond verlies.
Toerist in de befaamde sloppenwijk verdwaald. Wat pittoresk was wordt op slag verdacht. Elk oog verhardt tot kijker die je reeds verhaaste tred beloert. Probeer niet op te vallen! Let niet op de vuile was die buiten hangt! De vraag naar de bekende weg leidt nieuwe stegen in. ’t Vergribuste verleden houdt je in een stenen greep.
Paniek. Een huiver al van kindsbeen aan om ’t hemelsbreed verschil in wat je bent en je had moeten zijn. God wrijft zijn mensenkind ’t verpiste ondergoed in het gezicht. In wat je wilt en doet: twee lijven waarvan de een de ander elk ogenblik betrapt. O, lust om weg te kruipen als een slang in ’t lommer van een schaamteloos gelukkig paradijs.
En ik dook onder in een zee van leugens, die mij aan het oog onttrekt, omkleedt, omklit. Een oliemantel die mijn blote huid verstopt. Een zee die eindpunt is van alles wat aan groene oevers stiekem werd gestort of in het maanlicht overboord gezet. Verlauwend bad, dat elke prikkel stilt en nooit meer vriezen kan tot staalhard, blauw, doorzichtig ijs.
Verscholen voor de buitenwacht - mijn kamer camouflagetent – gaf ik mij heimlijk over aan de lust tot schrijven. Daad van zelfbevrediging die mij voor dat moment althans verzoende met mijn dubbelheid. Inkt schoksgewijs op ’t wit papier gestort. In zinnenroes tot rust gebracht. De wereld niet veranderd maar tenminste dan verklaard.
De wekker gaat. Tijd dient zich aan: een zee, een strand. Ik moet mijn tent uitgaan, ik moet….Vermoeden daagt en daagt mij uit. Vandaag de dag komt speciaal voor mij. Een spiegelbeeld dat op zijn weerwerk wacht. de stad bouwt stenen muren in de bleue morgenlucht. Hoe lang duurt nu al het beleg? Ik moet naar buiten treden, moet mijzelf nu eindelijk onder ogen zien.
(26 november –10 december 1985)
>inhoud
|
|
|