2003-10-04
HET JOODSE BRUIDJE UIT DE RUBENSSTRAAT
HOOFDSTUK 11 KREDIET
11.1 Dan komt, zoals hij al verwachtte, de ijlbrief uit Jeruzalem, gericht aan – kijk! – de zeer geachte collega Dienaar, die met klem wordt uitgenodigd om te komen om het symposion bij te wonen “t Gelaat van God voor ons vandaag”. Of hij zal meedoen is geen vraag. Hij móet! Men zou onnodig schrikken als hij niet kwam. En ook het geld is geen probleem dat ernstig knelt want hij kan vrijelijk beschikken over wat zij hier zwart op wit aan aardse goederen bezit.
11.2 En spoedig neemt de voorbereiding hen elk van beiden in beslag. Het is wel jammer van de scheiding die hen nu tijdelijk treft, maar ach, hoe lang zal ’t al bij al gaan duren? Zij stond wel voor nog heter vuren! Daarom: aan ’t werk! Want zijn vertrek voltrekt zich binnen kort bestek. Dus Jozua hard aan ’t studeren op het gevraagde referaat: men wil daarginds geen middelmaat! Zij zorgt voor koffers en voor kleren. Het lukt hen beiden met wat pijn om net op tijd gereed te zijn.
11.3 Schiphol: een mooie junimorgen, El Al - vlucht LY 331: “Zul je goed voor je zelf zorgen?” Dan staat ze plotseling alleen. Ze ziet de mensen lopen, draven, dat hectische dat een luchthaven klaarblijkelijk altijd typeert en voelt zichzelf gedeclasseerd alsof ze er niet meer bij kan horen. Een wereld die je hebt doorzien en jou dus niets meer zegt sindsdien; waar je ook niets aan hebt verloren. Ze glimlacht: ’t menselijk bedrijf heeft maar zo weinig om het lijf.
11.4 Ze moet haar baan nog wel afronden en de ontruiming van haar huis, maar werk heeft ze nooit erg gevonden en ’t afscheid is ook echt geen kruis: die vale groep stomme gezichten die jij maar steeds weer wordt verplicht te voorzien van kennis waar bepaald het overgrote deel van baalt, die kan zij zonder hartzeer missen. Het ging haar altijd om haar vak en hoe dat moet, valt met gemak ook later nog wel uit te vissen. Kortom, van deze lasten kwijt zij zich echt met tevredenheid.
11.5 Het is zelfs mogelijk tijd te vinden voor ander werk. Dat komt van pas: nu kan ze zich verdiepen in de filosofie van Levinas, want sinds die avond lang geleden is heel veel al weer weggegleden. Maar het wijsgerig exposé valt haar bij lange na niet mee. ‘Hetzelfde, ’t Ander”: ’t lijken kreten. Wat wordt er eigenlijk bedoeld? Haar prille enthousiasme koelt bij:”Joden willen niet bezeten, maar verantwoordelijk zijn”. Geen flits. Ze mist beslist een goede gids
11.6 Uit Israël komt taal noch teken. Niet dat dat afgesproken was, maar toch: het had haar leuk geleken. Helaas, maar weer aan Levinas: Ook dat is ’t niet, want “slapeloze”? Of: “onvervangbaar”? “Uitverkozen”? “Gedagvaard”? “Schuld” en “Zie hier mij”? Ze legt vermoeid het boek opzij en ziet haar post, leest en wordt bleker: de bank bericht haar: geen krediet. Zij is ver onder de limiet. Onmogelijk! Een vergissing zeker! Maar zeker blijkt er maar één ding: niets staat meer op haar rekening.
>inhoud
|