2003-10-04
HET JOODSE BRUIDJE UIT DE RUBENSSTRAAT
HOOFDSTUK 6 FOUT
6.1 ’t Is in de school weer ouderavond. ’t Rapport wekt altijd ouders op om vlijtig langs docenten dravend hun kroost te hoeden voor een strop. Verwacht van tien minuten praten geen overdreven resultaten. In het gebruikelijkst geval kent men de boodschap immers al: Gaan werken! Groter concentratie! Maar soms bewijst zo ‘n onderhoud toch plotseling zijn gewicht in goud door ’t doorgeven van informatie die anders vast veel later pas of nooit bekend geworden was.
6.2 Maria valt weer in de prijzen bij dit scholair evenement: een reeks van ouders om te ijzen komt hedenavond langs gerend om schuchter over hun problemen haar ex cathedra’s te vernemen. Als nummer achttien: mevrouw Zwart die haar benarde moederhart omtrent haar Claudia komt luchten, een lieve en een mooie meid, helaas maar al te snel bereid om voor problemen weg te vluchten. Maar dat verhaal, zo welbekend, krijgt plotseling een raar accent.
6.3 Want Claudia heeft moeilijkheden met – ongelooflijk! – meneer Klein. Met Hans! Zijn wijze van optreden blijkt heel onaangenaam te zijn. En Claudia wil maar niets zeggen, maar moeder wil ’t graag overleggen, want Claudia heeft duidelijk last en moeder vindt het ongepast dat leraren zich zo gedragen. En Claudia is nog zo groen…..! Dat kan een leraar toch niet doen! Of zij met stomheid is geslagen, verneemt Maria dit, ontsteld: Heeft Jozua dit niet voorspeld?
6.4 Zij is Hans wel de laatste weken met andere ogen gaan bezien. Wat ooit onschuldig heeft geleken, is op zijn minst verdacht sindsdien. Hans, altijd vreselijk vrijmoedig met leerlingen “want zo warmbloedig”(!) en met zijn credo en public: “geen didac- zonder erotiek!”, Hans die prompt na haar eindexamen met een oud-leerling had gehokt, Hans…toch is ze nu echt geschokt al kan ze ’t nauwelijks nog omvamen: Wat moeder Zwart hier hardop zegt. maakt wat vermoeden was echt echt.
6.5 Maar eerst moet ze het verifiëren. Al lijkt het haar onloochenbaar, ’t is goed om extra te informeren: “Wat u daar zegt, is dat echt waar?” De moeder lijkt wel haast beledigd zoals ze thans haar kind verdedigt: “Ze heeft zo’n vrolijke natuur! Nu is ze al dagen overstuur. Ze voelt gewoon zich niet meer veilig want ze staat constant onder druk!” Maria antwoordt lik op stuk: “Juist veiligheid is ons hier heilig! ’t Gaat om respect, gewoon: fatsoen. Mevrouw, ik zal er wat aan doen!”
6.6 Maar als mevrouw Zwart is vertrokken, kan – nummer negentien valt uit – zij even niets, zich dood geschrokken door dat waarop ze is gestuit. Dat ze zo ziende blind kon wezen! Ja, dat ze Hans zelfs had geprezen omdat hij zich steeds tot en met voor leerlingen had ingezet! Maar ongewenste intimiteiten - ze weet het zelf maar al te wel – da’s ernst, dat is geen kinderspel! Ze moet zichzelf het zeer verwijten: voor wat hier speelde klaar als wat, heeft zij totaal geen oog gehad!
6.7 Thuis: Jozua aan ’t triomferen: “Wat zei ik je? De viezerik! We zullen hem ’s mores leren, die vrome heer! Een flinke tik zal het hem eens voor al inwrijven voortaan van meisjes af te blijven! Rotzooit maar aan en schobbejakt! Jou heeft hij toen toch ook gepakt?! We schrijven eerst een brief op poten aan het bestuur, een vette klacht! En kijken of hij dan nog lacht! Die krijgt het stevig voor zijn kloten!” Zijn ogen gloeien, zijn gelaat toont trekken als van diepe haat.
6.8 “Maar”, vraagt zij, “zal zo’n brief wel werken? Die ouders durven zeker niet - dat was al aan mevrouw te merken – in het publiek en expliciet de ware toedracht te verklaren… En Claudia? Och, God beware, bezwijkt al bij de minste druk!” “Maar als wij nu eens het geluk “, zegt Jozua na enig zwijgen, “een handje hielpen? Wacht! Wat dacht je van een anonieme klacht waarin we met politie dreigen? ’t Is toch de waarheid ook per slot? Help nu u zelf, zo helpt u God!”
6.9 Zij sputtert in ’t begin wel tegen, want dit gaat haar toch wel heel ver! Maar als je alles af gaat wegen… Je weet dat ze normaliter dit in de doofpot zullen stoppen. Ze weten al te goed, als op een school zo iets speelt en ’t raakt bekend, dat je diep in problemen bent! Dit beetje extra druk kan maken dat men met zorg te werk zal gaan. Ter wille van de goede naam zal men de hardste noten kraken en daden stellen als het moet. En dat is, meent Maria, goed.
6.10 En sterker voelt ze zich verbonden aan die man tegenover haar, die vurig, heftig, onomwonden zijn recht zoekt, een geweldenaar, profeet en leidsman en beminde, door wie God haar heeft laten vinden om met elkander op te gaan in een geheiligd nieuw bestaan. “Je moet”, zegt hij, “op God vertrouwen. Want ook als je niets meer bezit en alles je hier tegenzit kun je op Zijn geboden bouwen!” En hij omarmt haar met een kracht dat zij er haast onder versmacht.
>inhoud
|