|
2006-10-12
DE OUDE KERK TE AMSTERDAM
3.
En deze gymnasiast zijn odyssee ging dus door deze buurt. Penelope, Calypso, Circe zaten elke nacht levenderlijve, lokkend, leep op wacht vol romantiek voor een onnozele hals.
Natuurlijk: lelijk was het ook. En vals. Wat liefde heet, is lust en die is ook niet echt: geschreeuw in weinig wol. En rook, geen vuur. Alles van waarde is waar, is handel, marktaanbod, inwisselbaar, verandert onderhand, changeert, muteert. Winst wordt verlies, mooi lelijk, goed verkeerd (en omgekeerd, dat merk je later pas).
Je wist dat alles, zag het ook. Toch was je één van al die schimmen in de nacht, steeg in, steeg uit, brug op, brug af, de gracht weer langs en weer, een eindeloze kring, gevangenen aan ’t luchten. Hunkering: die mannen buiten zijn veel naakter dan een vrouw achter haar raam maar wezen kan.
Daarin herken ik ze nog steeds, hoe zeer ik zelf niet langer door de buurt rouleer: dat nimmer stilstaand raderwerk van alsmaar rondjes om de kerk.
Maar wat ontbreekt, dat is die geur van toen: een specerij of zo, die elk seizoen te ruiken viel, maar weggevallen is en waar ik niet van weet of ik haar mis. (5 september 2006)
>inhoud
|
|
|