2005-05-01

NAAR DE GRENS VAN HET FILIOQUE

1.
Ik ben altijd de broer van mijn broer geweest. Een lot dat meer jongsten treft, maar door de naam die mijn broer op zijn vakgebied verkregen heeft, is het effect versterkt: “Bent u soms de broer van…..?” Zo nu en dan kan ik de neiging niet onderdrukken om te antwoorden: “Nee! Nóóit van gehoord!” En daaruit of uit het feit in het algemeen zou men de conclusie kunnen trekken dat het mij stoort en dat er bij mij toch van enige naijver sprake moet zijn. Ik geloof daar zelf niets van, maar ja: hoe goed ken je jezelf? In elk geval schelen we zo veel in leeftijd (vier en een kwart jaar) dat we nooit concurrenten van elkaar zijn geweest en we hebben het alle jaren door redelijk met elkaar kunnen vinden. Dus?! U oordeelt zelf maar.
Mijn broer is hoogleraar, wat tegenwoordig niet zo bijzonder meer is. Maar hij is hoogleraar in de theologie en dat is redelijk opmerkelijk in het huidige Europa, waar je de trouwe kerkgangers met een paaskaarsje moet zoeken. Omdat God vanwege zijn onverantwoordelijke gedrag door velen in de ban is gedaan, houden moderne mensen het theologische bedrijf voor een wereldvreemde, zo niet ongepaste en in ieder geval onwetenschappelijke bezigheid. Wat eenentwintigste-eeuwse theologen (in het voetspoor van hun twintigste-eeuwse voorgangers) bezielt, ontgaat de meeste van onze verlichte tijdgenoten dan ook. Om maar te zwijgen van de portee van een vaak door mijn broer geciteerde uitspraak van een vroegere collega: “God bestaat niet, maar hij is wel trinitarisch!” ’Trinitarisch’! Jezus! Wat betekent dat in Godsnaam?
Wij gaan nu samen naar het land waar Antitrinitariërs een eigen kerk hebben en dat al sinds de zestiende eeuw. Nog sterker: waar ze ook één van de erkende kerken waren.
Nederland was een redelijke buitenbeen door de vrijheid van geweten die sinds 1572 door de opstandelingen en later door de uit hun opstand ontstane Republiek werd gehuldigd. Maar we hadden tot 1796 toch maar één toegestane kerk. Dat die andere gedoogd werden als schuilkerken, is typisch Nederlands, maar doet daar niets aan af. Maar in Zevenburgen bestonden vanaf 1557/1568 de Rooms-katholieke, de Lutherse, de Calvinistische en de Unitarische kerk officieel naast elkaar. Dat de Roemeens-orthodoxe niet mee-erkend werd, had alles te maken met het feit dat de Roemenen nog geen vinger in de pap van de macht hadden, anders zou ook die kerk vast dezelfde positie hebben verkregen. Overigens werd ook de Orthodoxen weinig in de weg gelegd.
Die kerken kwamen overigens aardig overeen met de verschillende bevolkingsgroepen. Roemenen waren Orthodox en Duitsers Luthers. Rooms-katholieken, Calvinisten en Unitariërs vond je bij de Hongaren. Hoe die volkeren allemaal in Zevenburgen of – zoals het ook wel genoemd wordt – Transylvanië terecht zijn gekomen, is een heel verhaal en bron van een al twee eeuwen oude ruzie tussen de Roemenen en de Hongaren. De Roemenen claimen dat zij als Romeinen er het eerst waren. Hoe dat precies zit, komt later nog aan de orde. Voor het moment is het genoeg om te weten dat mijn broer een uitnodiging had gekregen van de Hervormde Theologische school in Cluj om twee weken lang gastcolleges te geven en dat ik met hem meeging. En we realiseerden ons dat we sinds onze jeugd nooit meer met zijn tweeën op reis waren geweest.


-
Dus voor het eerst sinds vijftig jaar
weer broederlijk op reis en naar
dit broederland. Althans, dat had
het moeten zijn. Helaas is dat
sinds broederschap op volken slaat,
niet langer waar. Hoewel: het staat
nog te bezien of men het ooit
sinds Kaïn beter heeft gerooid.


Mijn broer is veertig jaar geleden op Kaïn gepromoveerd, vandaar.


>inhoud



  Website gebouwd door intronet