|
1999-12-31
TOEDOEN 2
HALFWAS (herinneringen)
a.
In 2A zat zij achter mij: Sara de Vries, een front vol sproeten tussen ebben vlechten. Nu denk ik: Had ik maar, had zij… Met wat meer moed en mond toch hadden wij de wereld in elkaar kunnen ontdekken.
b.
’s Zaterdagsavonds laat voor ’t open raam: licht van lantaarns onder mij op straat. De maan. Het nachtelijk behang Van stadsgeluid. Een auto stopt, De rijpe buurvrouw van Schuin tegenover stapt uit. Zo dadelijk gaan op twee hoog De lampen aan en zal ik haar In uitgaansjurk nog redderend Door ’t huis zien gaan. Dan sluit zij het gordijn En ik mijn raam.
c.
Ik was alleen verlangen, een lege huls van hoop, een in één blik te vangen cycloop, kind in de grond dat geen ja kom! geen streling, maar stom wel woorden vond: papieren heling om de wereld te versieren. En zo ontluikend van woord tot woord steeds voortgestruikeld.
Wat ik te winnen had? Ach, blauwtjes op mijn vlinderpad, wat bloemen om te lezen voor wie niet te genezen is en - wonderlijk genoeg – gered te worden hoeft want, wat je ook uitricht op deze levensweg wordt voor jouw wankele voet elk gat gedicht. (maart 1999)
>inhoud
|
|
|