2018-08-30

DOOD EN VRIJHEID

AANTEKENINGEN

In het najaar van 2017 besloot ik eindelijk mijn al langer bestaande voornemen Sarajevo te gaan bezoeken te verwezenlijken. Parallel daaraan ontstond de behoefte dat wat mij dreef, onder woorden te brengen. Sinds ik in het kader van de D.S.S.V. Politeia, zaliger nagedachtenis, in 1960 en in 1961 Joegoslavië bezocht, heb ik een emotionele band met dat deel van Europa. Sinds 1995 (Srebrenica) heeft trouwens iedere Nederlander die band, vermoed ik.
Met mijn zoon Simon verbleef ik van 16 tot 23 april in Sarajevo. Vandaar maakten wij uitstapjes naar Mostar, Travnik en Višegrad. Als voorbereiding verdiepte ik mij in diverse boeken (zie het hieronder toegevoegde lijstje) en schreef ik dingen op. De data in de tekst wijzen op de eerste totstandkoming. Als ik daarna passages heb gewijzigd, staat dat niet vermeld behalve bij grote wijzigingen. Aangezien het merendeel van de lezers niet vertrouwd zal zijn met de geschiedenis van dit gebied, dat ik sinds het uiteenvallen van de SFRJ bij gebrek aan beter maar aanduid als Zuidslavië, heb ik deze aantekeningen toegevoegd.

Blz. 3 “Balkans Jerusalem” wordt Sarajevo vaak genoemd vanwege zijn geschiedenis van redelijk vreedzaam naast elkaar bestaan. Bij de eerste grote gebouwen hoorden grote gastverblijven.
Blz. 7 Bij de Latijnse brug, op de hoek van de toenmalige Appelkade met de Franz-Josefstrasse (op de foto net achter de elektrakabels van de naamverlichting van het hotel) vond de aanslag van 1914 plaats.
Blz. 9 Iedere godsdienst schreef de taal (servische, kroatische en bosnische dialecten) met zijn eigen schrift: de orthodoxen in het cyrillisch, de katholieken met het latijnse schrift, de moslims met het arabisch en de joden met het hebreeuws. De overgrote meerderheid was analfabeet.
Blz. 10 Het staande leger, uniek in het Europa van die dagen, was de grondslag van het Ottomaanse bestuur dat zich niet bekommerde om maatschappelijke of culturele zaken tenzij die voor bestuursorganisatie en leger bedreigend waren. ‘Keizersstad’ (Tsarigrad) is de Slavische naam voor Constantinopel. De onderdanen waren verdeeld naar ‘milliyet’ (‘natie’), d.w.z. geloofsgroep en zo voelde men dat ook. Pas in de 19e eeuw werd dat anders.
Blz. 12 De speelman (guslar) met zijn gusle (luit) had onder de grotendeels analfabetische bevolking een centrale plaats als feitenbron. Hun verhalen waren de grondslag van de 19e-eeuwse dichtwerken die gestalte wilden geven aan de strijd tegen de Turkse overheerser. Doordat moslims daarin aangeduid werden als ‘turks gewordenen’ bevatte deze poëzie, die bewust in zijn woordenschat en spraakleer streefde naar een gemeenschappelijke literaire taal voor Kroaten, Serven en Bosniërs, een sluimerende ethnofobe boodschap.
Blz. 13 Vidovdan: op Sint Vitusdag (Gregoriaanse jaartelling 28 juni) 1389 vond op Kosovo Polje (het Merelveld) de slag plaats die zo ’n belangrijke rol kreeg in de Servische nationale mythologie. Historisch is er slechts van bekend dat de slag onbeslist bleef (o.m. omdat aan beide zijden de opperbevelhebber sneuvelde), dat de samenstelling van beide legers divers was en dat het zeker niet het einde van het toenmalige Servische rijk betekende. Pas na honderden jaren werden feiten toegevoegd die in de 19e eeuw culmineerden in het verhaal dat Lazar, de Servische aanvoerder, het hemelse rijk verkozen zou hebben boven het aardse en zijn daaruitvolgende heldhaftige nederlaag, die ook bewerkstelligd zou zijn door het verraad van zijn vazal Vuk Brankovic.
Blz. 15 Droef Bosnië (Tužla Bosna) was een gebruikelijke 19e-eeuwse typering n.a.v. de erbarmelijke omstandigheden van de Kmeten, de afhankelijke boeren, waarvan het merendeel orthodox was. Het hoofdgeld was de belasting voor de niet-moslims. Verstikking was bij de inning een beproefd middel.
Blz. 16 Op 2 augustus 1872 werd de eerste orthodoxe kerk van Sarajevo na de afschaffing van het verbod op nieuwe kerkenbouw (een van de hervormings-
maatregelen van de sultan) ingewijd. Hoewel de nieuwe kerk over klokken beschikte, mochten die (nog) niet gebruikt worden. In de oude orthodoxe kerk, die dateert van vóór de stichting van de stad, was van oudsher een klokje aanwezig geweest. Die mocht het aanvangssein van de plechtigheid geven.
Blz. 17 Bron: Edin Hajdarpasic, Whose Bosnia?, blz. 112 e.v. Het speelde zich af in Tuzla in 1873. Het woord ‘zastava’ betekent vlag.
Blz. 18 Aleksa Šantic (1868 –1924) was een Servisch dichter uit Mostar die zich liet inspireren door de traditonele Bosnische liefdesballade, de sevdalinka. Zijn belangrijkste thema’s waren sociaal onrecht, nostalgische liefde, het lijden van de Servische bevolking en de eenheid van de Zuidslaven. Zijn nationalistische stellingname bracht hem in conflict met de Oostenrijkse autoriteiten, waardoor hij tijdelijk moest uitwijken naar Italië. Tijdens de Balkanoorlogen verheerlijkte hij de overwinningen van het Servische leger. In 1904 publiceerde hij Emina ter ere van zijn buurmeisje Emina Sefic (1884–1967). Op muziek gezet werd het – en is het nog steeds - één van de populairste sevdalinke. Sommigen beweren dat hij de imam om haar hand vroeg, maar dat deze weigerde, ook al verklaarde Šantic zich bereid ter wille van haar zich te bekeren tot de Islam. Hoe het ook zij, zij trouwde met een ander, kreeg veertien kinderen en stierf op hoge leeftijd.
Blz. 20 Kosovo gewroken: tekst op de medailles die Servië ter gelegenheid van de Balkanoorlogen uitreikte.
Blz. 22 De voetstappen zijn in de jaren ’90 verwijderd.
Blz. 23 Stjepan Filipovic (1916 - 1942) was een communistisch partizaan die op 22 mei 1942 opgehangen werd in Valjevo . Toen het touw om zijn nek werd gehangen, riep hij de leus "Smrt fašizmu, sloboda narodu", "Dood aan het fascisme, vrijheid aan het volk". Op datzelfde moment werd de iconische foto genomen die op de voorplaat van deze bundel staat. De leus in kwestie maakte onderdeel uit van de oproep tot opstand van de Communistische Partij van Joegoslavië van 16 augustus 1941. In het na-oorlogse Joegoslavië werd hij veel gebruikt, o.a. als begroetingsformule. De eerste persoon zei dan "Smrt fašizmu!", waarop de ander antwoordde "Sloboda narodu!", beiden met opgeheven gebalde vuist. Brieven sloot men vaak af met de afkorting "SFSN!”.
Blz. 25 Het communistische Joegoslavië heette van 1945 tot 1963 Federativna Narodna Republika Jugoslavija (Federale Volksrepubliek Joegoslavië) en van 1963 tot 1992 Socijalisti?ka Federativna Republika Jugoslavija (Socialistische Bondsrepubliek Joegoslavië).
Blz. 29 Van 1992 tot 1996 werd Sarajevo 1425 dagen belegerd, het langste beleg van de twintigste eeuw. Contact met de buitenwereld was alleen mogelijk via de VN-vredesmacht of via de smalle tunnel onder het vliegveld. Gemiddeld waren er 329 bominslagen per dag. Er werden 12.000 mensen gedood en 50.000 gewond.
Blz. 30 De plaatsen van granaatinslagen en waar mensen waren getroffen werden gemarkeerd door de gaten in het plaveisel rood te verven. Door de gelijkenis kregen ze de naam Rozen van Sarajevo.
Blz. 31 Sarajevo werd omsingeld door het Sarajevsko Romanijski Korpus van de Vojska Republike Srpske, het leger van de Servische Republiek, dat zich aan veel oorlogsmisdaden schuldig heeft gemaakt.
Blz. 38 Het latijnse woord ‘hostis’ betekent zowel ‘gast’ als ‘vijand’.
Blz. 40 Doordat de beloofde luchtsteun uitbleef, stond Dutchbat voor de onmogelijke taak het einde van het “veilig gebied” Srebrenica af te handelen. Zij bleken niet in staat de massamoord op 7000 Bosniërs te voorkomen. De Zuidslavische heilwens bij het drinken is ‘živio!’ , Dat hij leve! (voor vrouwen dus ‘živila!’)
Blz. 41 Johan Georg Hamann (1730-1788).
Blz 42 Het hebreeuwse woord ‘manna’ betekent ’Wat is dit?’
Blz. 43 Het Bosnisch Instituut – Stichting Adil Zulfikkarpasic werd door Simon en mij als een oaze ervaren. Dat had niet in het minst te maken met de geest van de stichter, de Bosnische aristocraat, intellectueel en politicus Adil Zulfikkarpasic (1921-2008) die in WO II zich aansloot bij de partizanen, maar al kort na de oorlog zijn geloof in Tito verloor en naar Zwitserland uitweek. Na het uiteenvallen van de SFRJ streefde hij naar vreedzame oplossingen, maar vond daarvoor te weinig steun. Zijn kritiek richtte hij, hoewel zelf moslim, niet alleen op Serven en Kroaten, maar ook op de moslimstroming onder leiding van Alija Izetbegovic.

Literatuur:
Benedict Anderson, Imagined ccommunities. Reflections on the Origin and Spread of Nationalism. Revised edition. London-New York (2016)
Ivo Andric, De kroniek van Travnik (Nederlandse vertaling. Het oorspronkelijke werk dateert uit 1942)
Ivo Andric, De brug over de Drina (idem 1945)
Cathie Carmichael, A concise history of Bosnia. (Cambridge, 2015)
Mak Dizdar, De versteende slaper. Kameni Spavac. Gedichten. Vertaald uit het Bosnisch: Robert Stallaerts. (Lennik)
Zlatko Dizdarevic, Het laatste nieuws uit Sarajevo. Kroniek van de belegering van Sarajevo. Aanklacht van een ooggetuige. Amsterdam, 1993.
Steven Galloway, The cellist of Sarajevo. London (2008)
Misha Glenny, The Balkans. Nationalism, War and the Great Powers 1804 – 2012 (London, 2012)
Edin Hajdarpasic, Whose Bosnia? Nationalism and Political Imagination in the Balkans, 1840-1914 (2015)
Joze Pirjevec, Tito. Die Biografie. (München, 2016)
Holm Sundhausen, Sarajevo. Die Geschichte einer Stadt (2014)
Andrew Baruch Wachtel, Making a nation, breaking a nation. Literature and Cultural Politics in Yugoslavia . Stanford California, 1998.
Zdenko Zlatar, The poetics of Slavdom. The mythopoeic foundation of Yugoslavia. Deel 1: Ivan Mažuranic (1814-1890); Deel 2: Petar Petrovic Njegoš (1813-1851) (New York,2007)

 

>inhoud


 



vorige pagina | volgende pagina
  Website gebouwd door intronet