1987-07-01
DE BINNENWEG
19.
Op deze dag heb ik je trouw beloofd. April zo jong, de vroegste tak droomt nog van blad, de zon nog onervaren en bedeesd. Een merel waagt zich aan een frêle toon. De bruidegom. Een visioen van samenzijn. Een doos vol beelden wordt geopend en gaat niet meer toe. Een hand: een huis, een oog: een ogenblik, een lied: een leven lang.
Maar dat dus niet. De jaren ballen samen tot een wolk. De breekbare vertedering een blinde passagier met mij in ’t schip. Terugkeren kan niet meer. Ik bol mij tot een zeil. Verlaten kust. Jij, laatste boom, een barstje aan de kim.
>inhoud
|