2004-07-05

BUURMAN BRUIN

HOOFDSTUK 5 EREPENNING

5.1
Hij heeft ons nòg iets nagelaten.
Het lag bij Oma in ’t dressoir:
een doosje dat in hoge mate
als kind mij intrigeerde en waar
Ik steeds naar vroeg om ’t te bekijken.
Daar lag in paars fluweel te prijken
de Carnegie-medaille die
als dank wordt uitgereikt aan wie
ondanks gevaar voor eigen leven
een ander voor de dood weg redt.
Die legpenning uit het buffet
was hem als eerbetoon gegeven
omdat hij eens te water ging
voor ’t redden van een drenkeling.


5.2
Het hulppostkantoor werd door een                 [lees: hulleppostkantoor]
weg slechts gescheiden van ’t kanaal.
’t Publiek gedeelte was van voren:
zoals altijd een kaal lokaal
gesierd met ambtelijke berichten
en verder een loket dat zicht op
de dienstruimte erachter bood.
Daar hoorde hij die kreet van nood
van ‘kind verdrinkt!’ Hij snelt naar buiten,
wurmt lopend zich nog uit zijn jas
en duikt voorover in de plas
door niemand en door niets te stuiten.
Het water om hem, hij graait blind
en kruipt op ’t droge met het kind.


5.3
Pas op dat ogenblik bemerkte
hij dat ’t zijn eigen kind niet was.
Hij had ‘je kind’ verstaan. dat werkte
bij hem zoals een vonk op gas.
Ook was hij in zijn vuur vergeten
- de afloop mag een wonder heten! –
dat hij nooit zwemmen had geleerd.
Hij sprong door vrees gemotiveerd
het water in: geen bijgedachte,
geen overleg, geen reddingsplan,
geen twijfel-of-het-echt-wel-kan.
“Nooit kan ’t geloof te veel verwachten”!
Nee, zeker weten doe ‘k het niet,
maar het was vast zijn lievelingslied.
 

>inhoud



  Website gebouwd door intronet